'En toen was jij een zeemeermin...'

Weet jij waarom jonge mensen in de verleden tijd spreken bij een ‘doen-alsof-spel’?

We zijn weer van start. Op school heerst een ontspannen en warme sfeer waarin leren gebeurt. Er is spel en er worden activiteiten georganiseerd. Spontaan zit ik in een spelletje stop-dans op het favoriete liedje van een student en samen zingen we “I am ready to love myself!”.
En dan het eindeloze fantasiespel. “Zullen we doen dat deze rode stok een thermometer was en dat dit broertje dan hoge koorts had?”

Terwijl ik werk aan de voorbereiding van het lunchcafé met twee oudere studenten (als we 2 euro vragen en er doen zoveel mensen mee, hoeveel hebben we dan per keer?), vangen mijn oren heerlijke speelgeluiden op. Ik luister kort naar wat ze daadwerkelijk zeggen: “En toen was jij een zeemeermin en ik was op een boot en ik kwam jou redden. En jij wilde natuurlijk niet mee uit de zee”. “Ja, want ik had mijn staartvin gestoten aan deze schatkist.”
En even later “en toen ging ik een show maken over de dood.” “Nee want dat is te eng voor deze knuffels.” “Ik ging nog steeds een doodshow maken maar die was dan niet te eng.”

In het stuk uit ‘Ouders van Nu’, schrijft ontwikkelingspsycholoog Steven Pont:

“Dit soort spel wordt het ‘doen-alsof-spel’ genoemd. Een van de belangrijkste vormen daarvan is het spel waarin sociale rollen worden nagespeeld. Vaak gaat het om beroepen. Het ene kind is de dokter, het andere de patiënt. De juf en de leerling. Of de politieagent en de boef. Kinderen kunnen zich helemaal in dat soort spellen verliezen. Maar in een kinderleven gebeurt zelden iets zomaar. Dus wat is het nut van al die doen-alsof-spelletjes die ze spelen?”

Het is zo interessant wat er allemaal geoefend en geleerd wordt via vrij spel zoals dit. En niet alleen interessant, het is essentieel voor de totale ontwikkeling.

“Spelen is de hoogste vorm van onderzoek” – Albert Einstein

Onze pedagogische visie onderschrijft dit ook. 

Steven Pont schrijft in hetzelfde stuk van ‘Ouders van Nu’ : “Het kunnen oefenen met allerlei sociale rollen en vaardigheden is niet het enige pluspunt van het doen-alsof-spel. Het naspelen kan kinderen ook helpen nare gebeurtenissen te verwerken.”

Ik vertel een moeder met ophalen over het eindeloze fantasiespel. “Dan weet je dat er goed gespeeld is” zei ze. “Maar waarom altijd die verleden tijd?”
Iets kwam in mijn hoofd op over dat dit te maken heeft met ‘make belief’ en de ongeschreven afspraak dat het niet echt is als kinderen samen een fantasiespel spelen. Het blijkt dat kinderen over de hele wereld op die manier spelen.
Maar waarom? Het bleef me achtervolgen en toen ik erover ging lezen vond ik de volgende uitleg in het onderstaande stuk op onzetaal.nl: 

Kinderen gebruiken de verleden tijd op deze manier tijdens hun ‘doen alsof’ spel. Door de verleden tijden ‘was en ging’ te gebruiken, maken de kinderen duidelijk aan elkaar dat ze doen alsof.

De Algemene Nederlandse Spraakkunst  maakt de volgende opmerking over dit gebruik van de verleden tijd: “In kindertaal kunnen imperfectum [onvoltooid verleden tijd] en plusquamperfectum [voltooid verleden tijd] in een spelsituatie niet-werkelijkheid uitdrukken, bijv. ‘Jij was vader en ik was moeder. En jij moest de hele dag werken en als je thuiskwam, had ik het eten klaargemaakt.’”

Ook volwassenen gebruiken de verleden tijd om een niet-werkelijkheid aan te geven, maar dan in zinnen als: ‘Als ik jou was, zou ik het doen’ en ‘Als ik een tuin had, dan maakte ik er een moestuin van.’
Dit is een van de vele manieren waarop we als volwassenen ook (een fantasiespel) spelen.

“Als je creatief wilt zijn, blijf dan gedeeltelijk kind, met de creativiteit en inventiviteit die kinderen kenmerken voordat ze door de volwassenen-maatschappij worden gedeformeerd.” – Jean Piaget, Cognitief psycholoog

 

Dat neem ik graag ter harte.
Ik rond het af. Ik heb een speelafspraak. ‘En toen was ik de student.’

Eri Lieke – Staflid

Kom je spelen of zien hoe dit in zijn werk gaat op Sudbury School Amersfoort?